donderdag 31 maart 2016

Huisje van Cornelis Jansen in Drie gevonden?


De maalschap van het Speulderbos kocht in de loop van de negentiende eeuw de erven en grond in het buurtschap Drie op. De aankoopdocumenten in het archief van het Speulderbos leggen bewoningsgeschiedenis van deze erven bloot. Daaruit komt een stukje geschiedenis van de familie van Wouter Cornelissen van Drie tevoorschijn. Woonde zijn vader Cornelis Jansen op een van deze erven? Liggen hier letterlijk de wortels van deze stam Van Drie?  


Detail van het originele minuutplan van het kadaster (ca 1832), met de kolk (100) en drie erven daar omheen gegroepeerd: Klaas den Herder (99, gebouwtjes in rood), Jan Joachim van den Bosch (125) en Aalt Pater (101). De pijl geeft positie en kijkrichting van de foto hieronder. De korte lijntjes geven aan dat het vanaf de doorlopende lijn oploopt in hoogte. 

Drie erven rond de 'waskolk'

Drie van de vijf bewoonde erven, die het buurtschap Drie in 1832 telde, lagen aan wat tegenwoordig de 'Waskolk' heet. Het is een grote kuil gevuld met water, waar in het verleden de schapen uit dronken en in gewassen werden. Het water blijft er staan dankzij ondoorlatende leemlagen in de ondergrond. Geologen zien geen natuurlijke verklaring voor deze laagte in het terrein. Hij is door mensenhanden ontstaan. De leem ter plaatse is weggegraven, voor het besmeren van wanden van gebouwen, het maken van dorsvloeren en mogelijk ook als vorm van bemesting. [1]
Opvallend is dat de kolk in 1832 geen gemeenschappelijk bezit was, maar eigendom van landbouwer Aalt Pater (Houtdorp 1776 - Drie 1841), die op het erf aan de oostkant ervan woonde. Pater was de 'grootgrondbezitter' van het buurtschap. Van de ruim 38 hectare bouwland bezat hij er ruim 24, ofwel 63%.
Aan de noordkant van de kolk lag het erf van Jan Joachim (Jochems) van den Bosch (Drie 1786 - Drie 1839). Hij komt in de bronnen voor als boswachter en als landbouwer. Het is mij op dit moment nog niet helemaal duidelijk of hij zelf op dit erf woonde, of zijn halfbroer Hendrik Hendriksen van den Bosch (Leuvenum 1776 - Drie 1844). In het laatste geval zou Jan Jochems van den Bosch in het Boshuis gewoond hebben.


De kolk vanuit de noordkant gefotografeerd. Midden achter de kolk, op het lage grasperceel aan de weg stond het huisje van Klaas den Herder, dat daarvoor toebehoorde aan Berend Cornelissen van den Brink (eigen foto 26 maart 2016)

Met het minuutplan in de hand kan je je ter plaatse in Drie een goede voorstelling maken van hoe de situatie rond 1830 geweest moet zijn. Ik was er Paaszaterdag met mijn dochter. Wat opvalt is hoe het vanaf de omliggende weilanden en akkers afloopt in de richting de poel.
De gebouwen stonden in 1830 vrij dicht bij de kolk. De drie woningen van tegenwoordig liggen er wat verder vanaf, op hoger gelegen grond. Aan de zuidkant van de kolk lag het erf van Klaas den Herder (Garderen 1779 - Drie 1831). Vanaf het perceel waar zijn woning stond loopt het talud vrij snel een paar meter op naar het daarachter gelegen grasland (toen bouwland).


Bezit van  (de erven) van Klaas den Herder volgens het kadaster (ca 1832) (rood = erf, lichtgroen = weiland, olijfgroen = tuin, geel = bouwland)

Het erf van Klaas den Herder

Klaas Hendriksen den Herder was de 'kleinste grondbezitter' van Drie. Achter zijn huis had hij een perceel bouwland ter grootte van twee voetbalvelden, bijna één hectare, en ten noordwesten daarvan een kleiner perceel akkerland (9,5 are). Samen waren deze twee percelen goed voor 3% van het bouwland in Drie. Daarnaast had hij bij zijn huis een lapje grond in gebruik als (moes)tuin en een smal strookje grasland.
Klaas den Herder wordt bij zijn overlijden daghuurder genoemd. Hij verhuurde zich per dag, werd per dag betaald. Eerder (1819) komt hij als 'schaapherder' voor. Dat verklaart de keuze van de familienaam waarmee hij zich in 1812 in het register van naamsaanneming van Ermelo liet inschrijven.
Uit de memorie van aangifte die na zijn overlijden in 1831 werd opgemaakt, in verband met de successiebelasting, krijgen we enig zicht op het bedrijf van Klaas den Herder [2]. Hij en zijn echtgenote Willemina Derks Veenhuizen (ovl. Apeldoorn 1847) bezaten toen aan roerende goederen onder meer veertien schapen, drie koeien, landbouwgereedschap en meerdere 'immen' (bijenkorven). Bijen werden niet alleen gehouden voor de honing, maar ook voor de bevruchting van gewassen (bijvoorbeeld boekweit).
Na het overlijden van haar man verhuisde Willemina Derks Veenhuizen naar haar geboorteplaats Apeldoorn. In 1835 verkocht zij haar bezit in Drie voor 600 gulden aan het Speulderbos. [3]

Ligging perceel 128 volgens het minuutplan 1832, met de eigendommen van het Speulderbos ingekleurd. Het rechthoekige perceel wordt omgeven door een ring van hakhout (bruin), opgaande bomen (groen) en heide (roze)

Perceel 128, een eikelkampje?

Het kleine perceel van Klaas den Herder, dat in de kadasteradministratie nummer 128 kreeg, was zo'n vijfentwintig bij dertig meter groot. Het lag in 1832 opvallend geïsoleerd van de andere akkers van Drie. Het werd volledig omgeven door grond van het Speulderbos. Er lag een smalle ring omheen, een houtwal. Ten noorden grensde het aan de heide, ten zuiden aan opgaand bos en ten oosten aan de dubbele houtwal die Drie aan de noordzijde afsloot.

Perceel 128, vanuit de zuidoosthoek. De houtwal is met mos begroeid. Op de achtergrond het jongere naaldbos dat in plaats van de heide verrees (eigen foto, 26 maart 2016; de rechte lijn van de wal is enigszins vervormd door het panorameffect van de opname).

Het perceel is na bijna tweehonderd jaar nog steeds goed zichtbaar en daardoor vrij gemakkelijk terug te vinden. De oorspronkelijke houtwal is te herkennen als een met mos begroeide rug. De aansluitende greppel is op sommige plaatsen inmiddels gevuld. Op de wal staan beuken en op het perceel zelf zijn eiken geplant. De heide aan de noordzijde is inmiddels (naald)bos geworden.

De bijzondere vorm en ligging is ook anderen opgevallen. Het perceel wordt wel gehouden voor een 'eikelkampje'. Jan Neefjes, die onderzoek deed naar de landschapsgeschiedenis van de stuwwal van Drie en een mooie gids schreef voor een cultuurhistorische wandeling rond de buurtschap, ziet een eikelkamp als de plaats waar de maalschap van het Speulderbos 'het zaad verzamelde van goede eikenbomen' [4]
Dat er in bossen inderdaad eikelkampjes aangelegd werden blijkt bijvoorbeeld uit een recente studie van Martijn Horst naar de geschiedenis van het Gortelsche Bos (Noordoost-Veluwe). Daar is in 1833 sprake van een dennenkamp en een eikelkamp, percelen grond die gebruikt werden voor het kweken van deze bomen uit zaad. Die werden dan later uitgepoot in het bos. En in de maalschap van het Edesche Bos besluit men in 1700 om een nieuwe eikelkamp aan te leggen. [5]
Onderzoek in het archief van het Speulderbos heeft geen aanwijzingen voor het bestaan van een eikelkamp opgeleverd. Misschien dat het archief dergelijke informatie in de toekomst nog prijs geeft.
Een perceel voor het verzamelen van eikels of het kweken van eiken zou je misschien eerder midden in, en niet aan de rand van het bos verwachten en in verband met het transport bovendien in de buurt van een weg.

Hoe het ook zij, in 1832 was het perceel in particulier bezit en in gebruik als bouwland.


Greppel aan de zuidwestkant van perceel 128 (eigen foto, 26 maart 2016)

Verkoop door de erven Berend Cornelissen van den Brink

Het archief van het Speulderbos vertelt ons ook wanneer Klaas den Herder zijn eigendommen in Drie kocht, en van wie. Het bevat een kopie van de notariële koopakte van 27 maart 1819. [3]
Verkopers waren Cornelis Berendsen van den Brink en zijn stiefmoeder Hendrikje Hendriks, weduwe van Berend Cornelissen van den Brink. Zij woonden toen in Speuld. De akte beschrijft de twee ons bekende percelen: een huisje met 'een stukje bouwland van drie schepels gezaai' en 'een stukje bouwland van een half schepel gezaai' (wat nu geïnterpreteerd wordt als 'eikelkampje'). De koper woont in Drie, wellicht huurde hij het gekochte onroerend goed al. De verkoopprijs is honderd gulden. De erven Den Herder zouden dit onroerend goed in 1835 voor het zesvoudige verkopen: 600 gulden. Dit doet vermoeden dat er nieuw gebouwd is door Klaas den Herder.
Berend Cornelissen (Drie 1749 - Ermelo 1817) was de oudere broer van Wouter Cornelissen van Drie. In tegenstelling tot zijn jongere broer, die verhuisde naar Amersfoort/Hoogland, bleef Berend het Speulderbos trouw. Uit de rekeningen van de maalschap blijkt dat hij als daghuurder in het bos zijn brood verdiende. In de rekening 1776/1777 en de rekening 1777/1778 staat hij geboekt voor respectievelijk 123 1/2  en 97 dagen werk, voor 10 stuivers (een halve gulden) per dag.[6]


Cornelis Corneliszn., alias Cornelis Berendsen van den Brink, alias Cornelis van Drie ondertekent zijn huwelijksakte (1839) 

Van den Brink, alias Corneliszn, alias Van Drie

De zoon van Berend Cornelissen van den Brink, Cornelis Berendsen van den Brink (1784-1852), ging na 1819 wel zijn oom Wouter Cornelissen van Drie achterna. Bij zijn huwelijk in 1839 met Hendje Gerritse (de Guliker), is hij daghuurder, 54 jaar oud, en woonachtig in Hoogland. De huwelijksakte noemt hem Kornelis Kornelissen, maar hij ondertekent met 'C: Corneliszn'. De familienaam Van den Brink, die zijn vader in 1812 aannam, heeft hij inmiddels laten varen. Hij gebruikt het patroniem van zijn vader als toenaam. Dertien jaar later, in 1852, overlijdt hij in Hoogland als Cornelis van Drie !  

Bezat Cornelis Jansen het erfje van Klaas den Herder in Drie?

Na dit uitstapje naar Hoogland gaan we weer terug naar Drie, naar het erf van Klaas den Herder. In 1832 waren er vijf huizen in het buurtschap Drie, met de bijbehorende erven en land. Het kleinste erf, met de minste grond erbij, was eigendom van Klaas den Herder die het in 1819, met het bijbehorende 'huisje' kocht van de erven Berend Cornelissen van den Brink.
In 1749 stonden in het buurtschap Drie vijf huizen, of beter gezegd vier huizen en een huisje. Dat laatste was eigendom van Cornelis Jansen (zie 'Huizenlijst 1749' in de rechtermarge van dit blog). Het is goed mogelijk dat Berend het huisje van zijn vader in bezit kreeg, en dat zijn erven het later doorverkochten aan Den Herder.

Maar harde bewijzen zijn er nog niet ....



Noten
[1] J. Neefjes, Drie; dansende beuken op de Veluwse stuwwal, wandelroute (Amersfoort 2008) 56-57.
[2] Memorie van aangifte Klaas den Herder: Gelders Archief., toegang 0030, Memories van Successie, Kantoor Harderwijk, inv.nr. 24, folio: 136-140.
[3] Gelders Archief, Archief van het Speulderbos, inv.nr. (oud) 38, doos 136.
[4] Neefjes, Drie; dansende beuken, 44. De wandelgids is niet meer verkrijgbaar. Bij het schrijven van de gids maakte Jan Neefjes gebruik van het onderzoek dat hij in opdracht van de Provincie Gelderland deed naar de landschapsgeschiedenis van de stuwwal waar Drie op ligt. Het rapport van dit onderzoek is te downloaden via de website van zijn bedrijf Overland: Oerbos, leefbos, heide en cultuurland; Landschapsgeschiedenis van de stuwwal Ermelo-Garderen. Historisch-geografische kartering van het landschap (Wageningen 2006).   
[5] Martijn Horst, Van hout delen naar aandelen. Landschap, organisatie en beheer van de maalschap van het Gortelsche Bos op de Noordoost-Veluwe 1618-1907 (Arnhem/Hattem 2011). Deze masterscriptie is op internet te raadplegen. Over de eikelkamp in het Gortelsche Bos: blz. 44, voor de eikelkamp in het Edesche Bos (ontleend aan een studie van boshistoricus J.H. de Rijk): blz. 16.
[6] Gelders Archief, Archief van het Speulderbos, inv.nr. (oud) 17, doos 126.

Versie 31 maart 2016


donderdag 17 maart 2016

Het Boshuis te Drie, bouw en eerste bewoners


Wie tegenwoordig 'Drie' zegt, zegt al snel 'Boshuis'. Wandelaars en fietsers die het Speulderbos doorkruisen vinden er een goede pleisterplaats om wat te eten of te drinken. Op de gevel staat het jaartal 1765. Het jaar van de bouw? Als we het minuutplan van het kadaster uit 1832 combineren met onderzoeksgegevens uit het archief van het Speulderbos en de bevolkingsadministratie van Ermelo krijgen we zicht op een klein stukje geschiedenis van dit monument en zijn bewoners.


Speulderbos

Het Speulderbos was vanaf de Middeleeuwen tot 1884 een 'maalschap', grond die in gemeenschappelijk eigendom werd bezeten door de 'maalmannen', zoals men de gerechtigden noemde. In 1884 werd de maalschap omgezet in een naamloze vennootschap, die zijn bezittingen in 1919 aan het Rijk verkocht. Het buurtschap Drie was volledig omgeven door de gronden van de maalschap van het Speulderbos, was er als als het ware door ingekapseld.
Het Gelders Archief in Arnhem bewaart het archief van het Speulderbos. Volgens de toelichting op de inventaris (2013) zouden de malen, de gezamenlijke eigenaren, in de achttiende eeuw de buurtschap Drie aangekocht hebben. Deze informatie werd overgenomen uit de voorafgaande inventaris van het archief van de maalschap.
Dit is niet juist. Die conclusie kunnen we trekken door eigendomsinformatie uit het archief van het Speulderbos te combineren met de kadasterinformatie uit het minuutplan en de oorspronkelijke aanwijzende tafel uit 1832.

De bezittingen van de maalschap van het Speulderbos in en om Drie in 1832 (Minuutplan kadastrale gemeente Ermelo, blad Speulde 02, detail ingekleurd door de auteur: donkergroen = opgaande bomen, bruin = hakhout, roze = heide, geel = akkerland, lichtgroen = weiland, rood = huis)


Situatie 1832

Drie telde in 1832 vijf huizen (zie 'in 1832' in dit blog), met het bijbehorende land. Van de vijf eigenaren was het Speulderbos er één. De rest was nog particulier eigendom, dat in de loop van de negentiende eeuw in ieder geval deels ook in bezit van het Speulderbos zou komen.
Wie de situatie in Drie kent, ziet dat het hier gaat om het Boshuis, met daarnaast een schuur, met een perceel akkerland aan de noordkant en twee percelen akkerland aan de zuidkant van het erf.

Detail van het minuutplan 1832, met tegenover het Boshuis (perceel 77)  een rondje dat vermoedelijk de lokatie van een put betekent 

Het Boshuis staat op perceel 77. Opvallend is dat hier een vierkante vorm getekend is. Het tegenwoordige Boshuis heeft een rechthoekige vorm, met een aanbouw aan de rechterzijde, doorlopend naar achteren. Het Monumentenregister, dat het Boshuis in 1970 als monument inschreef, vermoedt dat deze aanbouw dateert uit de eerste helft van de negentiende eeuw. Dat is dan in ieder geval na de opname voor het kadaster geweest (1811-1832).


De waterput

Kijken we meer in detail naar de situatie rondom de kruising, dan zien we op de hoek tegenover het Boshuis een rondje ingetekend, een waterput. Die bevindt zich op de openbare weg, maakt geen deel uit van het aangrenzende perceel met opgaande bomen.
Reeds in de zeventiende eeuw was er in Drie een waterput. Houtrichter W.G. Wolffsen vermeldt hem in zijn 'Beschrijvinge van 't Speulder Bosch' (1646) als 'een seer uitnemend diepe steenen put, tot verwonderens toe'. [1]
Uit de achttiende-eeuwse rekeningen van het Speulderbos kunnen we opmaken dat de putvan de gezamenlijke geërfden was. In de rekening van 1782-1783 staat onder het kopje 'reparatie op Drie' aangetekend dat 'voor 't maaken van de put' volgens de afrekening van de geërfden van Drie het aandeel van 'de Bosch' (het Speulderbos) 34 gulden 4 stuivers en 1 1/2 penning was. [2]
Die put, was tot in de jaren dertig van de twintigste eeuw in gebruik. Hij is tegenwoordig niet meer zichtbaar, maar hij is er nog wel, ondergronds afgedekt met een betonnen plaat [3].  


Aankoop van de grond voor het Boshuis

In het archief van het Speulderbos zijn de eigendomsbewijzen bewaard van de aankopen van de maalschap van het Speulderbos. Op 4 maart 1765 koopt het Speulderbos van het echtpaar Hannis Roelofsen en Marretje Nukken voor 268 gulden de volgende percelen in Drie aan:
1. " 't Putstuikje", 1 1/2 morgen zaailand;
2. "de Voorste Camp", 2 morgen driest of zaailand;
3. "den Dolacker", 2 morgen dries of zaaijland, plus "den affbreuck van 't olde huys" met de daarbij behorende grond, met de bomen die er op en omheen stonden. [4]  

Het echtpaar had de percelen een maand eerder tijdens een openbare verkoop gekocht van Aart Tijmensen en Marritje Jansen. We herkennen hierin de drie percelen in Drie die in 1832 in bezit waren van het Speulderbos. Het noordelijke perceel heette dan " 't Putstuikje" (=stukje), omdat het aan de waterput grensde. Het zuidelijkste perceel was "de Voorste Camp" en het middelste perceel "den Dolacker". Daar stond een inmiddels afgebroken huis.  

Het Boshuis gezien vanaf de overkant, een perceel met opgaande bomen, net als in 1832 (ansichtkaart, circa 1948, eigen collectie)


De bouw van het ´huis te Drie´ 

Nog in hetzelfde jaar, het jaar dat ook op de gevel prijkt, werd een begin gemaakt met de bouw van het Boshuis. De rekening 1765-1766 heeft een rubriek 'verschot van 't nieuw gemaakte huys', waarin de uitgaven zijn opgesomd [4], de leverantie van hout, steen en glas voor de ramen, arbeidsloon van de timmerman (aannemer), schilder en dakdekker. Van een pannendak was nog geen sprake. Het dak werd gedekt met heidebossen, getuige de aankoop van '22 vimme heit om 't huys te dekken' (een vim is ongeveer 100 bossen) en 5.000 dektwijgen. De totale bouwkosten bedroegen, exclusief de aankoop van de grond, het aanzienlijke bedrag van 1.449 gulden, 8 stuivers en 8 penningen. Met de bouw zal begin augustus 1765 begonnen zijn. Op de tweede dag van die maand bezoeken de holtichters en gecommitteerden 'de Bosch', om het hout voor het nieuwe huis te inspecteren.

Eerste posten van 'Het verschot [de kosten] van 't nieuw gemaakte huys', de inspectie van holtrichters en gecommitteerden, leverantie van spijkers uit Amsterdam, heidebossen en twijgen  voor het dekken van het dak. 

In de rekening van het jaar daarop lezen we dat op 8 augustus 1766 118 gulden betaald is aan timmerman Peter Cornelissen uit Elspeet, voor geleverd hout "aan 't nieuwe huis te Drij". [4] Hout voor de bouw van een schuur?


Zes nieuwe stoelen voor het bosbestuur?

Regelmatig melden de rekeningen daarna reparaties en de aanschaf van materialen. In het jaar 1778/1779 komt er bijvoorbeeld een nieuwe oven. En in 1785-1786 koopt het Speulderbos zes nieuwe stoelen, voor "in de kamer tot Dry" [4]. Het bosbestuur bestond uit twee holtrichters en vier gedeputeerde maalmannen. De kamer zal de ruimte zijn geweest in het nieuw gebouwde huis, waar het bosbestuur vergaderde. Die werd nu voorzien van nieuwe stoelen. Drie jaar later krijgt het huis aan de binnen- en buitenkant een schilderbeurt, een klus die voor 44 gulden is aangenomen door Peter Otten.


Doopinschrijving van Jan, zoon van Jochem Janssen en Wilemtjen Jans, geboren Drie 15 juni, gedoopt Garderen 18 juni 1786.

De bewoners: Jochem Jansen en zijn gezin

Het Boshuis werd bewoond door een van de bosbewaarders. Het Speulderbos had in de achttiende eeuw drie bosbewaarders in dienst. We zouden ze nu "boswachters" noemen.

Vanaf 1785 woont bosbewaarder Jochem Jansen (1738-1808/1809) met zijn gezin in het Boshuis. In 1784 woont hij nog in Houtdorp, ten zuidoosten van Drie. Dat is aangetekend bij de doop van zijn dochter Jannetje (Garderen 1 augustus 1784). Jochem trouwde in 1781 in Garderen met Willempje Jansze. Zij was weduwe van Hendrik Hendriksen, hij weduwnaar van Steventje Frederiks.[6]

In de rekening van 1785-1786 wordt door het Speulderbos 12 gulden op zijn salaris van bosbewaarder ingehouden voor een jaar huishuur van het huis van 'de Bos' te Drie. Dit bedrag keert jaar na jaar terug in de rekening. Vanaf 1808-1809 is het de weduwe van Jochem Jansen die betaalt. Het huis blijft lange tijd in gebruik bij deze familie. In 1841 betaalt de schoondochter van Jochem Jansen, de weduwe van zijn zoon Jan Jochems, voor 'de pacht van het Boshuis en erf op Drie'. Het bedrag is dan nog steeds 12 gulden!

In de eerste decennia van de burgerlijke stand gaat men niet altijd even consequent met familienamen om. Hendrik Hendriksen nam in 1812 de familienaam 'van den Bos' aan. Bij de aangifte van de geboorte van zijn zoon Jan in 1814 noemt de burgemeester van Ermelo hem 'Hendrik Hendriksen Bosch' (Hendrik ondertekent de akte niet want hij kon niet schrijven).  

Van den Bos(ch) in het Boshuis 

Jan Jochems (1786-1839) en zijn halfbroer Hendrik Hendriksen (1776-1844) namen op 14 augustus 1812 in Ermelo beiden de geslachtsnaam Van den Bos aan.[5] Waarom ze deze naam kozen valt niet moeilijk te raden. Ze woonden in het Speulderbos, dat ook kortweg 'de Bos' werd genoemd en zij en hun familie waren er nauw mee verbonden. Jan Jochems van den Bos was er net als zijn vader bosbewaarder.
En de verbinding tussen de Van den Bosschen en het Boshuis loopt nog even door. In het bevolkingsregister van 1850 is Jan Hendriksen van den Bosch (1814-1869), de zoon van Hendrik Hendriksen, op dit adres ingeschreven met zijn gezin. Ook hij is boswachter.


De naam Boshuis

Ik sprak hiervoor steeds van "Het Boshuis", alsof het vanaf het begin zo geheten zou hebben, maar dat is niet zo. Dat blijkt tenminste niet uit het archief van het Speulderbos. Men spreekt hierin steeds van 'het huis op Drie'. Dit huis van 'de Bos' in Drie vond ik tot nu toe voor het eerst in de rekening van 1841 vermeld als 'het Boshuis'. Op dat moment was het niet meer het enige bezit van het Speulderbos in het buurtschap Drie. Enkele jaren daarvoor waren twee andere erven aangekocht, waarover later meer.




Noten
[1] Gelders Archief, 0366 Marken en Maalschappen, Speulderbos, inv.nr. 7 (oud), malenboek, nr. 31. 
[2] Ibidem, inv.nr. 775, rekeningen 1712-1842.
[2] J. Neefjes, Drie; dansende beuken op de Veluwse stuwwal, wandelroute (Amersfoort 2008) 39-40.
[3] Gelders Archief, 0366 Marken en Maalschappen, Speulderbos, inv.nr. 742,
[4] Ibidem, inv.nr. 755.
[5]Deze Steventje was de stiefdochter van Grietje Beerents, de stammoeder van stam 4, Wouter Cornelissen van Drie. Ze werd gedoopt te Garderen 14 oktober 1725 als dochter van Frederik Aartsen Vink en Gerritje Hendriks. Steventje Frederiks en Jochem Jansen trouwden in Garderen op 7 oktober 1759.
[6] P. van Markus, Ermelo; Aangenomen geslachtsnamen 1812 (Publicatie nr. 70 Vereniging Veluwse Geslachten, z.pl. 1986).


Versie 12 april 2016

woensdag 2 maart 2016

Drie-zonder-van: Franse Frans


Mevrouw Forsthövel-Drie, foutje?

Spelend in de Woerdense binnenstad, het was eind jaren zestig, kwam ik regelmatig langs het adres Plantsoen 3. Op de stijl van het deurkozijn, vlak onder de bel, zat een emaillen bordje met de naam 'Forsthövel-Drie' erop. De bewoonster was al veertig jaar weduwe van kleermaker Frans Joseph Forsthövel. Ze zette na het overlijden van haar man het bedrijf voort als winkelierster van herenmodezaak Forsthövel in de Voorstraat. Mijn vader kocht er wel eens een pak.  

Gewend aan mijn eigen familienaam zag dat 'Drie' er wat kaal uit. Was er met de meisjesnaam van mevrouw Forsthövel iets mis gegaan? Had een ambtenaar van de burgerlijke stand een foutje gemaakt door het voorvoegsel 'van' weg te laten en zat de familie Drie nu met de gevolgen daarvan? Familie van mijn Van Drie's misschien?


Doopinschrijving van Maria, dochter van Franciscus Drie en Anna Henri, 'peregrinorum', Utrecht 12 april 1784

Franse Frans

Drie, dat er zo Nederlands uitziet, blijkt een Franse oorsprong te hebben. In 1782 lieten stamvader Francois en zijn echtgenote Anna Henrij in de 'Franse kapel' in Amsterdam zijn dochter Maria Elisabeth dopen. De doopinschrijving in deze Waals gereformeerde kerk is in het Frans, maar de familienaam van de vader staat nadrukkelijk aangetekend als 'Drie'.  Twee jaar later zijn Francois en zijn echtgenote Anna Henri in Utrecht. Ze laten dan in de katholieke kerk hun dochter Maria dopen. Het doopboek noemt de ouders 'peregrinorum', dat je kunt vertalen als reizigers, rondtrekkers. Utrecht wordt de woonplaats van het gezin van Francois ofwel Frans Drie. In 1789 levert hij een akte van indemniteit in, waarin vermeld wordt dat hij uit Frankrijk afkomstig is [1]. Vier jaar later overlijdt hij, wonende in de Bagijnesteeg. Francois wordt begraven van de 'Roomsche Armenkamer'.  


Handtekeningen van bruidspaar en getuigen bij het huwelijk van Jacobus Foudrij en Maria Elisabeth Lajoux (Utrecht 12 juni 1822)
Handtekening van Jacobus Drie onder de geboorteakte van zijn oudste dochter (Utrecht 17 maart 1823) 

Drie of toch Foudry?

Van Frans Drie en Anna Henrij zijn dertien kinderen bekend. De twee jongste kinderen, Glaudius (1796-1821) en Jacobus (1798-1861) worden gedoopt met de familienaam Foudry. Die naam gebruiken de beide zoons later ook zelf. Jacques Foudry geeft in 1821 het overlijden van zijn broer Glaudius Foudry aan en ondertekent ook met die familienaam. In de marge van de overlijdensakte is aangetekend dat bij vonnis van de Rechtbank van Utrecht (13 maart 1822) de familienaam Foudrij gewijzigd moet worden in Drie. Dezelfde aantekening vinden we in bij de doopinschrijving van Glaudius.Drie maanden later trouwt Jacobus als 'Foudry' en zo ondertekent hij ook: 'J. Foudrij'. De huwelijksakte maakt melding van het feit dat Jacobus in documenten met de toenaam van Drie of Foudry voorkomt, maar dat het om dezelfde persoon gaat. Wie zijn doopinschrijving bekijkt ziet dat er aanvankelijk 'Drie' stond, wat doorgehaald werd en vervangen door 'Foudry'.Vier maanden later raakt ook Jacobus de familienaam Foudry kwijt. De Utrechtse Rechtbank bepaalt bij vonnis van 2 oktober dat jaar dat hij voortaan 'Drie' als officiële familienaam moet gebruiken. En dat doet hij ook. Jacobus past zijn handtekening aan en ondertekent op 17 maart 1823 de geboorteakte van zijn oudste dochter met 'J. Drie'. De naam Foudry verdwijnt daarmee uit deze familie. 
Vraag is bij wie het initiatief lag om de naam te wijzigen, een ambtenaar, of de broers zelf ? Bij het huwelijk van Jacobus maakte men er blijkbaar geen punt van. Onderzoek in het rechtbankarchief kan hier misschien het antwoord op geven.
  

De familienaam Drie in Frankrijk, geboorten 1966-1990 (website Geopatronyme)  


Franse familienamen Drie en Foudry

Drie is inderdaad een Franse familienaam, hoe Nederlands hij er op het eerste oog ook uitziet. Als je op de Franse familienamen website Geopatronyme zoekt, dan blijkt de naam Drie nog steeds voor te komen in Frankrijk. De naam Foudry oogt veel Franser dan Drie en komt ook voor in Frankrijk, zij het met maar één geboorte in de periode 1891-1990 (Geopatronyme). In België komen de namen Drie en Foudry niet voor. 



Paraplumaker (centsprent, negentiende eeuw, in Geheugen van Nederland


Auvergnats?

Van Francois Drie weten we niet meer dan dat hij uit Frankrijk afkomstig was. Maar uit de beroepen die leden van de familie Drie en hun verwanten uitoefenden kunnen we opmaken dat ze deel uitmaakten van de migrantengroep die in de achttiende en negentiende eeuw vanuit de Auvergne naar Nederland kwam. De Auvergne ligt in het hart van Frankrijk en beslaat grofweg de departementen 03 Allier, 63 Puy-de-Dôme, 15 Cantal en 43 Haute-Loire op de bovenstaande kaart. Scharenslijper, koperslager en paraplumaker c.q. parapluverkoper waren typische beroepen die deze 'Auvergnats' uitoefenden. De familie Drie telde tenminste drie generaties paraplumakers. De vader van mevrouw Forsthövel-Drie was de laatste.   
 

Woerdense Courant 16 november 1972 

De laatste Drie's

Van stamvader Francois Drie zijn, als gezegd, dertien kinderen bekend. Zijn zoon Jacobus had maar liefst achttien kinderen. Deze kinderrijke huwelijken waren geen garantie voor een langdurige bloei van deze stam Drie. Na vijf generaties stierf de familie uit.
De Woerdense weduwe Forsthövel was een van de laatste Nederlandse Drie's. Bij de Volkstelling van 1947 woonden nog vier dragers van de naam Drie in Nederland. Met het overlijden van haar nicht Jetske Drie in 2002 was de familie uitgestorven.  

De genealogie van deze familie Drie vindt u in dit blog.



[1] Marlou Schrover, Een kolonie van Duitsers. Groepsvorming onder Duitse immigranten in Utrecht in de negentiende eeuw (Amsterdam 2002) 316-320, waarin op blz. 316 te lezen is dat Francois Drie in 1789 zijn akte van indemniteit overlegde (ontleend aan Het Utrechts Archief, S.A. 11, inv. nr. 386, Beschikking: 14 april 1789, Drie, Francois, geb. te ‘Vrankrijk’). (publicatie op internet als pdf beschikbaar)