maandag 8 april 2019

DNA van stam Harmen Jansen (stam 5) getest

DNA van de zes stammen Van Drie

Wie tegenwoordig de familienaam Van Drie heeft behoort tot een van de zes stammen die in de rechtermarge van dit blog genoemd worden. Die zes verschillende families zijn via onderzoek in papieren bronnen in mannelijke lijn niet met elkaar in verband te brengen. 
Door DNA onderzoek te doen is na te gaan of er misschien toch verwantschap bestaat tussen twee of meer van de stammen. Daarvoor test je het Y-DNA, dat (bijna) ongewijzigd in rechte mannelijke lijn vererft, van vader op zoon dus.

De stam Wouter Cornelissen van Drie is al getest. Ik deed daarvan verslag in dit blog, en maakte later een update op basis nieuwe resultaten. De stam Wouter Cornelissen heeft de haplogroep I1, met als verste vertakking I-Y37415. 

Hoe zit het met de andere stammen? Wat is hun Y-DNA profiel? Tot welke haplogroup horen zij? 

Ik vond Ed van Drie bereid om DNA af te staan voor het onderzoek van  de stam Harmen Jansen (5). Dat deden we in december 2017 op een toepasselijke plek: het Boshuis in Drie en daarna maakten we een wandeling door het Speulderbos. In het voorjaar van 2018 kreeg ik de testresultaten en presenteerde die aan Ed en zijn familie. Door omstandigheden kwam het er niet eerder van hierover te bloggen. Dat doe ik dus nu.


Afname van DNA bij Ed van Drie, in het Boshuis in Drie (december 2017)

De test

Er zijn drie typen DNA testen: de autosomale test, de mitochondriale test en de Y-DNA test. Uitleg over deze andere testen vind je op de themapagina DNA en familiegeschiedenis die ik schreef voor de website van het CBG | Centrum voor familiegeschiedenis.

Voor de mannelijke lijn gebruik je de Y-test. FamilyTreeDNA is het hiervoor meestal gebruikte commerciële bedrijf. Andere testbedrijven (bijvoorbeeld MyHeritage) testen alleen autosomaal, of gaan niet zo 'diep', testen niet tot het kleinste te determineren takje (bijvoorbeeld 23AndMe of Living DNA).

Welke teststappen je zet bij het testen van het Y-chromosoom heb ik uiteen gezet in het blog over het DNA van de stam Wouter Cornelissen (4). De eerste stap is een Y-37 ofwel een 37 marker test. Daarbij wordt op 37 plekken van het Y-chromosoom gekeken. De analyse daarvan leidt tot het benoemen van een bepaalde hoofdtak of haplogroup. Daarna kan je verder gaan testen, verder inzoomen op het Y-DNA. Dat kan in stappen met zogenaamde SNP ('snip') testen, of in één keer met een Big Y test.

Verspreiding van haplogroup R1b in Europa, door de tijd heen. De tak R-M269 vindt zijn oorsprong in de Kaukasus (bron: Eupedia)

Uitkomst van de test: R-M269

Ook het DNA van Ed hebben we als eerste op 37 markers getest. De uitkomst van deze basistest is  R-M269 (R1b1a1a2). Deze tak van haplogoup R1b is ontstaan in de Kaukasus, grofweg 5.000 voor Christus, en heeft zich daarna over Europa verspreid. In West-Europa heeft ongeveer 60% van de mannen deze haplogroup.
Tijdens de verspreiding zijn allerlei vertakkingen ontstaan. Die kunnen we onderscheiden op basis van kleine veranderingen in het Y-DNA. In Nederland, Noord-Duitsland en Scandinavië komen de dragers van de subtak U-106 veel voor. 


Eerste vertakkingen van R-M269 in Europa (bron: Eupedia)


Verdere testmogelijkheden

Na deze basistest kan er verder getest worden. Omdat M-269 relatief veel voorkomt in Nederland, is er een redelijk grote kans dat er andere stammen Van Drie zijn die tot dezelfde hoofdgroep behoren, zonder dat ze nabij verwant zijn. Die stammen kunnen in theorie meerdere duizenden jaren geleden samenkomen. Daarom is het van belang verder in te zoomen met een verdere test. Dat kan met een SNP-pack voor M269. Daarbij wordt naar bepaalde posities op het Y-DNA gekeken die onderscheidend zijn voor allerlei subtakken van M269. Wil je het direct grondig aanpakken, dan ligt een Big-Y test voor de hand. Daarbij wordt op 16 miljoen verschillende posities naar het Y-DNA gekeken, waarin de kleinste subtakjes zichtbaar worden. Deze test levert meestal ook een aantal 'private-SNP's' op, die voor de tester uniek zijn, die nog niet bij anderen gevonden zijn.
Als op deze manier een 'eind-SNP' gevonden is kan deze getest worden op iemand anders uit de betreffende stam, liefst iemand die zo ver mogelijk verwijderd is. Dat is dan relatief goedkoop. Daarmee kan bevestigd worden dat de uitkomst van het onderzoek van het Y-DNA van Ed van Drie van toepassing is op de hele stam Harmen Jansen van Drie. 


Van Drie projectpagina bij FTDNA


Van Drie project bij FTDNA

De resultaten van het DNA onderzoek naar de Van Drie stammen publiceer ik op een speciale projectpagina bij FTDNA. Daar is de voortgang van het project te volgen. Als je op DNA results klikt krijg je een overzicht van de resultaten van de drie tests die naamgenoten inmiddels hebben gedaan.

Wie geïnteresseerd is kan lid worden. Het is ook mogelijk om het project te steunen met een donatie. FTDNA houdt het geld in kas en uit het tegoed kan met korting getest worden.

Van harte aanbevolen!

Wil je zelf je Y-DNA laten testen, laat me dat dan weten. Via de Van Drie project pagina kan dat dus met korting.


vrijdag 23 maart 2018

Harmen Jansen van Drie (stam 5) en zijn ouders



Het dwaalspoor

De herkomst van Harmen (Hermen) Jansen van Drie, de eerste die de in stam 5 de familienaam Van Drie droeg, bleef lange tijd in nevelen gehuld. Volgens het bevolkingsregister van Nijkerk (1830-1840) woonde hij toen in Wullenhoven, tegen Putten aan. Hij zou volgens de inschrijving in dat register op 6 december 1778 in Putten geboren zijn.

Inschrijving van de geboortedatum en plaats in het bevolkingsregister van Nijkerk 1830-1840 
Op of rond die datum is zijn doop echter niet ingeschreven in het doopregister van Putten. Harmen overlijdt op 12 februari 1856 in het buurtschap Holk in Putten. Volgens zijn overlijdensakte is hij 77 jaar oud en geboren te Putten. De namen van zijn ouders zijn bij de aangevers van zijn overlijden onbekend. Dat brengt ons dus ook niet verder.


Theorieën over zijn afstamming

Het ontbreken van de doopinschrijving van Harmen, en van de namen van zijn ouders in zijn overlijdensakte, gaf ruimte voor speculatie over zijn afstamming. Stamboomonderzoekers ontwikkelden tenminste twee theorieën over zijn afkomst. Geen van beide theorieën sneden hout.

Zo zou hij volgens een handschrift genealogie die ik onder ogen kreeg dezelfde zijn als de Harmen die op 23 januari 1780 in Putten gedoopt wordt als zoon van Jannes Cosijnsen en Geertje Harms. Dit gebeurde blijkbaar alleen op basis van de namen van de ouders van de dopeling. Omdat Harmen het patroniem Jansen heeft zal hij de zoon van een Jan (in dit geval Jannes). En het patroniem van Geertje Harms maakt het aannemelijk dat zij een zoon Harmen heeft gehad. Die namen alleen bieden echter onvoldoende zekerheid. De bewijsvoering is hier te zwak.

Volgens een andere theorie zou Harmen Jansen een zoon zijn van Jan Cornelissen, geboren te Drie en op 28 mei 1747 gedoopt te Garderen. We vinden deze verwantschap bij voorbeeld in een stamboom op de Ancestry website. Jan Cornelissen was een broer van Wouter Cornelissen, van Drie, uit stam 4. Een ander levensteken dan zijn doop ontbreekt op dit moment van deze Jan. Een huwelijk is niet bekend, laat staan kinderen. Dit is niet meer dan speculatie.

Fragment van de overlijdensakte van Geertje Jans van Drie 

Toevalsvondst leidt naar zijn ouders

Door een toevalsvondst heb ik nu toch zijn ouders kunnen achterhalen. Bij onderzoek in de burgerlijke stand van Amersfoort trof ik de overlijdensakte aan van Geertje Jans van Drie, gehuwd met daghuurder Nui Roelofsen van de Laak. Ze is overleden op 7 mei 1835 in haar huis in de Vlasakkers buiten de Utrechtse Poort. Volgens de overlijdensakte is ze 59 jaar en geboren te Putten als dochter van Jan Hendrikse van Drie en Japikje Harmse. 

Doopinschrijving van Geertje 
Geertje vinden we inderdaad terug in het doopboek van Putten. Ze is op 21 april 1776 geboren en op 5 mei 1776 gedoopt als dochter van Jan Hendrikse en Jacobje Harmse. Haar ouders waren een maand eerder - de moeder hoogzwanger - getrouwd.
Ruim twee jaar later, op 3 september 1778 komt haar broer Harmen ter wereld. Hij wordt 3 dagen later in de Puttense kerk gedoopt. Dit is de Harmen Jansen die we in 1823 voor het eerst in de bronnen tegenkomen met de toenaam 'van Drie', de eerste van die naam in stam 5.
Na Harmen volgen nog vier kinderen, tot vader Jan Hendriksen in 1786 overlijdt. Moeder Jacobje (ook wel Japikje) Harms sterft negen jaar later, in 1795. Bij de doop van zijn kinderen en bij de inschrijving van zijn begraven heet de vader steeds Jan Hendriksen. De toenaam Van Drie wordt niet gebruikt.

Blankevoort, ten oosten van Kasteel Oldenaller in Putten (Gemeenteatlas Kuyper, 1867)  

De kinderen worden volgens het doopregister allemaal geboren 'op de Blankevoort', en de beide ouders overlijden daar ook volgens het begraafregister van Putten. Blankevoort is een boerderij ten oosten van kasteel Oldenaller, tegenwoordig aan de Hogesteeg (nummer 39) in Putten.

Blankevoort tegenwoordig (Hogesteeg 39 Putten)

Nalatenschap Harmen Jansen van Drie

Het beroep van Harmen Jansen vinden we voor het eerst vermeld in het Registre civique van Putten uit 1813. Hij is dan 'journalier', daggelder, iemand die zich per dag verhuurt. Later is hij planter (1814), daghuurder (1815) en bouwman (1829).

Na zijn overlijden in 1856 in het buurtschap Holk (Nijkerk) wordt zijn nalatenschap aangegeven door zijn erfgenamen. Dat zijn zoons Jan en Jacobus en dochter Stijntje, gehuwd met Gerrit de Greef.
Harmen Jansen van Drie was niet onbemiddeld. Aan onroerend goed bezat hij:
a. 4 kampen in de Arkemheense polder, groot 3 bunder 9 roeden, 80 ellen;
b. huis met erf en land op Holk, groot 23 bunder 55 roeden 11 ellen;
c. huis met erf en land in 't Veen. Nijkerk, groot 3 bunder 3 roeden 9 ellen;
d. twee zitplaatsen in de Nederlands Hervormde kerk te Nijkerk.

Nu de de doop van Harmen Jansen van Drie gevonden is, en daarmee zijn ouders bekend zijn, heb ik de fragment genealogie van stam 5 met de gevonden generatie uitgebreid.


Bron: Gelders Archief, Registratiekantoor kanton Nijkerk, film 7, afb. 1565, Memorie van aangifte nalatenschap Hermen Jansen van Drie d.d. 22.4.1856.


woensdag 27 september 2017

Had Wouter Cornelissen Viking DNA?


(update 28 juli 2018 op basis van de laatste resultaten van het onderzoek)


De afgelopen tien jaar is de populariteit van DNA-genealogie snel toegenomen. Dat is te danken aan technische ontwikkelingen, snel groeiende databases en het feit dat de kosten voor veel mensen geen struikelblok meer zijn. Onderzoek naar het Y-DNA is een van de vormen van DNA-genealogie.

In dit blog doe ik verslag van het onderzoek naar mijn Y-DNA. Het geeft de stappen die ik achtereenvolgend in het onderzoek heb gezet en de resultaten die dat opleverde. Daarbij leg ik een aantal begrippen uit die je bij deze vorm van DNA onderzoek tegenkomt. Mijn onderzoek gaat nog door. De komende jaren zal steeds meer informatie in Y-DNA databases beschikbaar komen, als resultaten van uitgevoerde tests. De interpretatie daarvan zal ook bijdragen aan een steeds gedetailleerder beeld van de migratieroute die mijn voorouders in de prehistorie volgden. Misschien zal het op een gegeven moment zelfs aansluiten op wat we inmiddels uit geschreven bronnen weten.

Het papieren onderzoek naar de stam van Wouter Cornelissen van Drie loopt vast bij zijn vader Cornelis Jansen. Bij zijn huwelijk in 1743 is Cornelis afkomstig uit Harderwijk. Daar loopt het spoor tot nu toe dood. Zou DNA-onderzoek misschien iets meer over zijn herkomst kunnen vertellen? Met die vraag startte ik in 2017 mijn DNA onderzoek.


Het Y-chromosoom 

Om meer te weten te komen over de rechte mannelijke lijn doe je onderzoek naar het Y-DNA. Het Y-chromosoom wordt onveranderd doorgegeven van vader op zoon. Of beter gezegd: in de meeste gevallen is het identiek. Soms vindt er een kleine verandering plaats bij het aanmaken van de zaadcel, in een van de miljoenen bouwsteentjes van het Y-chromosoom. De zoon die uit deze zaadcel voort komt geeft zo'n 'mutatie' door aan al zijn mannelijke nakomelingen. Zo zijn er in de loop van duizenden jaren vele veranderingen ontstaan in het Y-DNA, die vaak uniek zijn voor een groep afstammelingen. De eerste die zo'n mutatie droeg kan vele vele generaties geleden geleefd hebben, of slechts enkele generaties.

Het Y-chromosoom ontrafeld. Het bestaat uit 59 miljoen paar bouwsteentjes, chemische stofjes (basen) die afgekort worden met de letters G, C, A en T. Er zijn vaste paren: tegenover een G ligt altijd een C, tegenover een A ligt een T.  (bron)


SNPs en STRs ('Snips' en 'es-tee-ers') 


Er zijn twee soorten 'mutaties' die de DNA-genealogie gebruikt in het verwantschapsonderzoek: SNP's en STR's, in enkelvoud uit te spreken als 'snip' en 'es-tee-er'. Een SNP is een verandering van één bouwsteentje in een van de drie andere typen. In het voorbeeld hieronder is A een T geworden. Man 2 en 3 hebben de standaardwaarde, man 1 heeft de SNP (A > T).  

Het verschil tussen een SNP (single nucleotide polymorphism) en een STR. Bij het lezen en weergeven van de DNA code beperkt men zich tot de naast elkaar gelegen ' letters', één rij dus. Omdat de letters in vaste paren voorkomen is de tegenoverliggende letter altijd bekend (bron)

Bij een STR wordt bij het aanmaken van het chromosoom voor de geslachtscel een combinatie van enkele letters dubbel gekopieerd. Er is als het ware een 'hikje' in het kopieerproces. Ook deze verandering wordt aan de volgende generaties doorgegeven. In de loop der tijd kunnen een of meer van die herhalingen ook verdwijnen. Stel dat in het hierboven gegeven voorbeeld man 2 de standaardwaarde van 6 voor deze STR heeft, dan heeft man 1 er een minder (STR waarde 5) en man 3 heeft er een meer (STR waarde 7).


Keuze van het testbedrijf

Er zijn verschillende grote commerciële spelers die zich met DNA-genealogie bezig houden. Ik koos ervoor om bij het bedrijf FTDNA te testen. Daar had - en heb - ik verschillende argumenten voor.
In de eerste plaats voel ik me het meest comfortabel bij hun privacyverklaring. Zonder je expliciete toestemming zullen ze geen informatie doorsluizen naar derden, zelfs niet als die informatie geanonimiseerd is. Andere aanbieders geef je, wanneer je van hun diensten gebruik maakt, meestal wel de toestemming geanonimiseerd de informatie te delen (c.q. door te verkopen). Ik blijf graag zoveel mogelijk baas over mijn eigen DNA en de informatie die ik hierover al dan niet met anderen deel.
Daarnaast is FTDNA een van de weinige grote spelers die de Y-DNA test aanbieden. Je kunt op het DNA-materiaal dat ze van je opslaan ook later nog testen uit laten voeren, bijvoorbeeld om door te testen aan het Y-DNA of een ander type DNA te laten onderzoeken (autosomaal DNA of mitochondriaal DNA).

Testkit van FTDNA, met borsteltjes en vloeistofhouders 

Bovendien krijg je bij FTDNA een eigen pagina met 'dashboard' en allerlei hulpmiddelen om je resultaten te vergelijken en interpreteren, zoals verspreidingskaarten, chromosoombrowser, etcetera. Je betaalt één maal, voor je test, en vervolgens heb je 'voor eeuwig' toegang tot je eigen pagina. Daar vind je ook informatie over de 'matches', de mensen die zich hebben laten testen, waarmee je meer of minder DNA deelt. Die matches worden dagelijks geactualiseerd: als er een nieuwe match is wordt deze aan jouw resultaten toegevoegd.
En je kunt de resultaten van het onderzoek naar jouw DNA onderbrengen in een van de vele groepen die FTDNA kent: bijvoorbeeld op basis van je haplogroep, je geografische herkomst of je achternaam. Desgewenst kan je zelf een nieuwe groep starten.
Zo levert FTDNA een infrastructuur voor de beoefening van 'citizen science'. Samenwerking van geïnteresseerde burgers bij onderzoek op het gebied van DNA en afstamming. Men maakt daarbij wel onderscheid tussen DNA-genealogie en oud-DNA onderzoek. DNA-genealogie bestrijkt dan de historische periode, waarin er geschreven bronnen zijn waarmee we de DNA verwantschappen kunnen vergelijken. Met oud-DNA onderzoek belanden we in de tijd van voor de geschreven bronnen, de pre-historie.
FTDNA biedt ook de mogelijkheid het resultaat van je test als 'ruwe data' te downloaden, om zelf op te slaan en/of te uploaden naar een andere website, bijvoorbeeld omdat deze andere 'gereedschappen' biedt of een database met een kans op andere 'matches' (DNA verwanten).   


Testproces: stap voor stap inzoomen

Voor de test krijg je een testkit, met borsteltjes en houdertjes met vloeistof om het DNA in te bewaren. Je schrapt met het borsteltje wat wangslijm uit je mond en doet dat met het uiteinde van het borsteltje in de houder. Je krijgt voor elke wang een borsteltje.
Het testen van het Y-DNA gaat (nu nog) meestal in een aantal stappen. Bij elke stap test FTDNA opnieuw je DNA op een aantal kenmerken. Zo zoom je als het ware in op het DNA. Bij elke stap wordt de groep mensen (in dit geval mannen) waarmee je die bepaalde kenmerken gemeenschappelijk hebt steeds kleiner.


Eerste resultaat: haplogroep I1

Als eerste stap liet ik mijn Y-DNA testen op een aantal STR's (bij FTDNA 37, 67 of 111). Ik koos voor 67 STR's of 'markers', 67 bekende punten op het Y chromosoom waar STR's voorkomen. Bij elke STR wordt de waarde bepaald, het aantal herhalingen. Uit die test kwam in mijn geval als veronderstelde haplogroup I1 naar voren. Dit is een beredeneerde schatting op basis van het voorkomen van bepaalde STR waarden in deze haplogroep.


Verspreiding van haplogroup I1 (Eupedia)
Wat is een haplogroep? De oudste gemeenschappelijke homo sapiens voorvader van alle mannen leefde zo'n 60.000 jaar geleden in Afrika. Zijn nakomelingen hebben zich in alle richtingen over de wereld verspreid en worden op basis van de veranderingen die in het DNA optraden verdeeld in hoofdtakken, de haplogroepen, die in de loop der tijd, bij nieuwe mutaties, weer verder vertakten. Haplogroep I1 is naar men nu vermoedt ontstaan in Noord-Duitsland, heeft zich van daaruit verspreid en werd bijzonder 'succesvol' in Scandinavië. In sommige delen van Noorwegen en Zweden heeft bijna de helft van de mannen haplogroep I1. De meest recente gemeenschappelijke voorvader van de I1 mannen leefde zo'n 4600 jaar geleden, 2600 voor Christus dus.

Met de voorlopige bepaling van de haplogroep hebben we niet alle toepassingsmogelijkheden gehad. De geconstateerde waarden kunnen verderop in het onderzoek, opnieuw ingezet worden, nu om verdere takken te onderscheiden.


Tweede resultaat: I1-P109

De volgende ronde van het Y-testen was een SNP test. Die 'snip' test bevestigt of ontkent de veronderstelde haplogroep en kan je verder brengen in de vertakkingen van de 'haploboom'. Elke vertakking wordt gekenmerkt door een bepaalde SNP, een bepaalde mutatie die iedere afstammeling uit die tak heeft, plus elke mutaties uit de hoger gelegen, oudere takken.

Elke SNP heeft een unieke positie op het Y-chromosoom. Het Y-chromosoom telt 59 miljoen baseparen, genummerd van 1 tot 59 miljoen. De mutatie die je indeelt bij haplogroep I1 bevindt zich op positie 15.022.707. De oorspronkelijke C is een T geworden. Om SNP's gemakkelijker te kunnen onthouden hebben ze een letter-cijfer combinatie gekregen. In dit geval M253.
In de tweede testronde werd het Y-DNA getest op een speciaal pakket van 174 SNP's waarmee I1 (gekenmerkt door SNP M253) bevestigd zou kunnen worden en verdere vertakkingen van I1 gevonden konden worden.

Van de 174 geteste SNP's bleken er 31 in mijn Y-chromosoom voor te komen. Dankzij deze test kon ik dieper doordringen in de vertakkingen van haplogroep I1, tot aan P109. Deze SNP is in 2008 'ontdekt' en geregistreerd als het begin van een nieuwe 'subclade' of vertakking van haplogroep I1.

Fragment van de boom van haplogroep I1, met vertakkingen tot aan subclade P109 (volgens Eupedia).  

De meest recente gemeenschappelijk voorvader van tak P109 leefde naar schatting 3400 jaar geleden, dus rond 1400 voor Christus. Die schatting is afgegeven door het bedrijf YFull, dat een 'philogenetische boom' van Y-DNA bijhoudt. Die boom groeit op basis van testresultaten die binnenkomen. Regelmatig worden nieuwe takjes toegevoegd. Dat geldt ook voor de vertakkingen van I-P109 (zie I-P109 bij YFull).


Geografische oorsprong P109

Waar ligt de oorsprong van P109? Met andere woorden, waar leefde de eerste voorvader die deze mutatie had?  Er is een speciale FTDNA projectpagina voor deze subtak van haplogroep I1, en daarnaast hebben de beheerders van dat project ook een besloten Facebook pagina opgezet. Op de P109 projectpagina zijn op dit moment de testresultaten van 484 mannen opgenomen.

Herkomstplaats van de oudst bekende voorvader van dragers van P109 die zich lieten testen bij FTDNA 

De deelnemers aan het project hebben informatie over hun oudst bekende voorvader aangeleverd, waar en wanneer hij leefde. De ene onderzoeker is wat verder terug in de tijd gekomen dan de ander, afhankelijk van de beschikbare geschreven bronnen. Dat varieert van de vijftiende tot de negentiende eeuw.
Bovenstaand kaartje laat de geografische spreiding zien van deze oudst bekende voorvaders. Ze bestrijken een groot deel van Europa, maar er zijn wel concentraties waar te nemen, in Zweden, Denemarken, Engeland, Schotland, Ierland, Noord-West Frankrijk en Servië-Kroatië.


Viking voorouders?

De beheerders van de P109 projectpagina hebben op dit moment op basis van hun analyse van de testresultaten de hypothese dat de oorsprong van deze subtak in de zuidpunt van Zweden ligt, in Skåne. Daar zou dan dus in de Bronstijd, zo'n 1400 voor Christus, de eerste P109 drager (waar ik van afstam) hebben geleefd.
Vanuit de Scandinavische oorsprong heeft P109 zich vervolgens verspreid over delen van Europa. De website Eupedia, waar veel informatie te vinden is over de verschillende haplogroepen en hun migratiegeschiedenis, ziet P109 als een vooral Zuid-Scandinavische subtak, die aanwezig is in al de gebieden waar de Deense Vikingen zich vestigden.

Vikingtochten 800-1000 (Jean Manco, Ancestral Journeys (London 2015) 243)  

Conclusie zou dan kunnen zijn dat iedereen die nu getest wordt op P109 Viking voorouders heeft, afstamt van Deense Vikingen. Maar dat is te kort door de bocht. Dat beeld zal misschien in hoofdlijnen kloppen, maar op individueel niveau kan de migratiegeschiedenis een ander patroon vertonen.
De 'Vikingtijd', de periode waarin de Vikingen het meest actief in hun schepen over Europese wateren reisden valt tussen 800 en 1000 na Christus. In die tijd deden ze ook Nederlands grondgebied aan, om er handel te drijven, strooptochten te houden, of zich enige tijd te vestigen. De belangrijke handelsnederzetting Dorestad (Wijk bij Duurstede) werd herhaaldelijk geplunderd en groepen Vikingen hadden korte tijd bezittingen in Walcheren, Kennemerland en de Betuwe, en ook in (het Duitse) Ost-Friesland vestigden zij zich. Waar zij handel dreven, op strooptocht waren of zich vestigden zullen de Vikingen ook hun genetische sporen nagelaten hebben.    
Maar de P109 voorouder die Scandinavië verliet kan dat ook voor of na de Vikingtijd gedaan hebben. En de opeenvolgende Y-DNA voorouders kunnen allerlei migratieroutes gevolgd hebben, rechtstreeks naar Nederlands grondgebied vanuit Scandinavië, of via allerlei omwegen.

In het individuele geval van mijn rechtstreekse mannelijke lijn weten we dat de eerste gedocumenteerde voorouder Cornelis Jansen in 1743 in Garderen trouwde, in Drie woonde en afkomstig was uit Harderwijk. Tussen deze papieren voorouder en de eerste P109 DNA-voorvader liggen ruim 3000 jaar, ofwel zo'n honderd generaties.
Cornelis zou bij wijze van spreken af kunnen stammen van een Viking die in de tiende eeuw een zoon heeft verwekt in de Betuwe, maar ook van een Noorse of Engelse zeeman die in de zeventiende eeuw de Amsterdamse haven aandeed, een Normandische Hugenoot, of van een Ost-Fries die in de achttiende eeuw naar Harderwijk trok. Deze hypothetische voorbeelden gaan allemaal terug op die ene voorouder waarmee P109 begon, maar de migratieroute verschilt per afstammingslijn.


De ultieme test: Big Y

Zoals we zagen ligt er drieduizend jaar tussen de papieren stamvader Cornelis Jansen en de eerste P109 voorouder, die mogelijk in het zuiden van het tegenwoordige Zweden leefde. Door verder Y-DNA onderzoek heb ik de afstand in tijd inmiddels nog wat kunnen verkleinen.

Sinds enkele jaren is het mogelijk om met nieuwe technieken een chromosoom of zelfs het hele genoom (alle chromosomen samen) tegen betrekkelijk lage kosten te analyseren. Dit heet 'next generation sequencing' ofwel NGS. Zo kan je voor genealogische doeleinden het 'hele' Y-chromosoom laten analyseren. In de praktijk gaat het om het gedeelte van het Y-chromosoom dat zich nu voor dit onderzoek leent, zo'n 16 miljoen baseparen. Die worden vergeleken met de standaardwaarden. FTDNA biedt dit aan als de 'Big Y test'.
Het resultaat van het Big Y onderzoek is een overzicht van SNP's en STR's in het geteste Y-chromosoom. Van de bekende STR's krijg je de waarde (het aantal herhalingen). Daarnaast krijg je een overzicht van alle SNP's, alle posities op het geteste deel van het Y-chromosoom waar de waarde verschilt van de standaard. De meeste van die SNP's zijn al bekend en hebben een code gekregen (zoals in mijn geval M253 of P109).
Uit de Big-Y test komt bij elke test een klein aantal 'novel SNP's' tevoorschijn. Deze zijn zo nieuw dat ze nog geen afzonderlijke letter-cijfercode hebben gekregen. Sommige zijn al wel recentelijk bij een of meer andere testers gevonden, andere zijn echt nieuw en voor het eerst opgedoken in een testresultaat. Dat zijn persoonlijke SNP's, tenminste dat zijn ze voorlopig. Naarmate meer mannen zich laten testen zullen anderen tevoorschijn komen die deze SNP's ook hebben.
Op basis van de bekende SNP's kan je plaats in 'haplotree', de eindvertakking volgens de huidige stand van onderzoek, misschien nog wat preciezer aangeduid worden.


Derde testresultaat: I-Y14999 en I-FGC21812

Er was in deze testfase voor mij nog een alternatief voor de Big Y test. Ik had nog wat verder kunnen testen met opnieuw een SNP-pack, nu speciaal voor P109. De beheerders van de FTDNA P109 groep raadden dit af. Zij konden nu al met redelijke zekerheid voorspellen, op basis van mijn SNP-test resultaten, gecombineerd met bepaalde STR-waarden, dat dit subtak Y14999 zou worden. Deze subtak is ook wel bekend met de benaming Y15520. Daarom spaarde ik nog wat door en bestelde half juni 2017 de Big-Y test. Er was nog voldoende DNA van mij bij FTDNA aanwezig, dus ik hoefde niet opnieuw een testkit op te sturen.

Herkomstplaats oudst bekende voorvader van dragers van eind SNP I-FGC21812
Half september kwam de uitslag. De eind-SNP, de kleinste vertakking, was nu I-FGC21812. Dat is een subtak van Y15520 (ofwel Y14999). De beheerders van P109 hadden dus gelijk. Geschat wordt, door het bedrijf Y-full, dat de meest recente gemeenschappelijke voorvader van I-Y14999 zo'n 2200 jaar geleden leefde. De vertakkingen van de Y boom naderen in mijn geval zo het begin van onze jaartelling. De website van FTDNA gaf bovenstaand kaartje van de spreiding van dragers van FGC21812. De P109 projectgroep geeft er nog twee meer, een van onbekende herkomst, en één in Italië.


Update 2018: Y37415 na herberekening door FTDNA  

FTDNA heeft in het voorjaar van 2018 een herberekening doorgevoerd van alle Big Y tests. Resultaat was dat FGC21812 drie subtakken kreeg. Zo is de Y-boom nog weer wat verder vertakt. Ik behoor in de boom van FTDNA tot één van die drie subtakken: Y37415. De SNP Y37415 bevindt zich op positie 9.804.826 van het Y chromosoom. Oorspronkelijk zit op deze positie van het Y chromosoom een C, bij mij is dat een A. Bij FTDNA is de voorlopige eind-SNP dus Y37415, het "eindstation" van het onderzoek voor dit moment.
  
Subtak Y37415 in de Y-boom van FTDNA


Big Y data ook ondergebracht bij YFull

Mijn FTDNA gegevens heb ik ook bij YFull ondergebracht. Het bedrijf YFull richt zich speciaal op de ondersteuning bij de interpretatie van de gegevens die verkregen zijn uit "next generation sequencing" zoals Big Y van FTDNA, waarbij een groot deel van het Y-DNA is geanalyseerd. Het biedt meer ondersteuning bij de interpretatie van je gegevens dan FTDNA en je kunt er matches vinden met verre verwanten die bij andere bedrijven testten. Voor een paar tientjes kan je de "ruwe data" van FTDNA uploaden naar YFull en daar laten analyseren.

Subtak van Y14999 in de haplotree van YFull, september 2017. De tabs aan de bovenzijde geven van rechts naar links de steeds groter wordende takken van de boom (met de SNP' waaraan ze hun naam ontlenen)   

Na het insturen van mijn data plaatste YFull me voorlopig (als gegevensset YF10993 'new', zie hierboven) in de tak Y14999. Dit in afwachting van de nadere analyse van de data. YFull heeft geen subtak FGC21812 in de boom. YFull zag FGC21812 niet als afzonderlijke tak, vanwege de 'instabiliteit' van de SNP. FTDNA denkt hier dus anders over en vindt FGC21812 stabiel genoeg (goed genoeg waarneembaar bij de verschillende testers).

Plaatsing in de Y-boom van Yfull, stand juli 2018. De leden van tak Y37108 delen vier SNP´s. 
Na een maand volgde de uitslag van de nadere analyse van YFull. Ik kreeg een plaats in de subtak Y37108, samen met iemand met Ierse roots. Uit mijn deelname aan de P109 projectgroep van FTDNA weet ik dat het hierbij gaat om een afstammeling van Joseph Hunter (Monaghan, Ierland 1772 - Ontario, Canada 1837). Dat is dus op dit moment mijn 'closest match'. Mijn héél verre Ierse achterneef zat bij YFull aanvankelijk alleen in het nog ongesplitste deel van de Y14999 tak, de 'root' (vandaar het sterretje achter Y14999 in bovenstaande afbeelding). Door het beschikbaar komen van mijn gegevens kon een nieuwe tak voor ons samen gemaakt worden. We delen namelijk behalve alle andere SNP' uit de lagere takken van haplogroup I1 vier SNP´s die alleen bij ons beiden gevonden zijn. Eén daarvan is SNP Y37415, waaraan deze tak bij FTDNA zijn naam ontleent. Het "eindstation" is bij FTDNA en YFull voor dit moment dus gelijk, ook al heeft de eindvertakking een andere naam gekregen. De tussenstap FGC21812 slaat YFull over.
De schatting is dat de tak Y37108 zo'n 2400 jaar geleden is ontstaan en dat de meest recente gemeenschappelijke voorvader van Joseph Hunter en mij zo'n 1800 jaar geleden leefde. Hij al dus in de eerste eeuwen van de jaartelling hebben geleefd, mogelijk nog in Scandinavië.


Maar .... zijn de papieren en biologische stamreeks wel aan elkaar gelijk?

Ik ging er bij mijn Y-DNA onderzoek vooralsnog vanuit dat de juridische en biologische stamreeks tot aan Cornelis Jansen identiek zijn. Dan zouden alle afstammelingen van hem hetzelfde Y DNA moeten hebben als ik. Maar daarvoor had ik natuurlijk geen honderd procent zekerheid.
In de rechte mannelijke lijn zou er ergens een zoon kunnen zijn waarvan de papieren vader niet de biologische vader is, voortgekomen uit een voorechtelijke of buitenechtelijke relatie van de moeder. Een zogenaamd 'koekoekskind'.
Een Y-DNA test van een mannelijke nakomeling van Maas Woutersen van Drie (1782-1861) zou de lijn in ieder geval tot en met diens vader Wouter Cornelissen van Drie (1753-1836) kunnen bevestigen. Zelf stam ik namelijk af van een andere zoon, Cornelis Woutersen van Drie (1787-1833). Daarmee zouden we aantonen dat Cornelis en Maas broers waren en dat al hun biologische nakomelingen in mannelijke lijn het zelfde Y DNA profiel hebben.
Neef John van Drie uit de Verenigde Staten was bereid zich te laten testen. Hij stamt af van Maas Woutersen van Drie. Voor deze controle hoefde hij maar twee stappen te zetten in het testproces. Hij testte eerst Y37, dus op 37 markers. Het resultaat liet zien dat deze 37 markers identiek waren aan die van mij. Daarmee zag het er naar uit dat we inderdaad het zelfde Y DNA hebben.
Om er zeker van te zijn dat dit inderdaad zo is testte John ook nog op twee van de SNP´s uit de kleinste vertakkingen: Y15520 en FGC21812. Hij testte op beide SNP´s positief. Bingo dus!
Dit betekent dat de resultaten van mijn Y DNA onderzoek van toepassing zijn op de stam Wouter, op alle afstammelingen in mannelijke lijn van Wouter Cornelissen van Drie en dat hun voorlopige eindstation in deze zoektocht dus tak Y37415 is.


Toekomstperspectief: novel SNP's

Na de Big-Y test en het onderbrengen bij YFull van mijn data is het eindstation nu dus tak Y37415 (ofwel Y37108). Zo ben ik na de eerste test in enkele stappen bijna 3000 jaar richting het heden gekomen, tot in de eerste eeuwen van onze jaartelling. Maar we zijn daarbij nog wel 18 eeuwen verwijderd van het heden.
Kunnen we nog dichterbij komen in de tijd, misschien zelfs tot de periode waarin we de gevonden informatie aan geschreven bronnen kunnen controleren? Dat is afhankelijk van nieuwe testresultaten, van anderen die zich laten testen.
BigY heeft bij mijn test 11 zogenaamde "novel SNP's" opgeleverd. Dat zijn SNP's die ik niet deel met de afstammeling van Joseph Hunter en die dus uniek zijn voor mij. Ze zijn in de afgelopen 18 eeuwen ontstaan. Genetici gaan er vanuit dat zo'n SNP (mutatie) gemiddeld eens in de honderdveertig jaar optreedt. Bij mij ligt dat gemiddelde dus wat hoger (circa 165 jaar).
Het wachten is nu op iemand die test en daarbij ontdekt dat hij behalve alle andere SNP's ook nog enkele "novel SNP's "met mij deelt. Die man is dan dus nauwer aan mij verwant dan Joseph Hunter. Stel dat hij vijf van de novel SNP's met mij deelt dat zijn we ineens beland bij een gemeenschappelijk voorvader die rond het jaar duizend leefde.

Nieuwe onderzoeksresultaten kunnen het oude DNA uit de prehistorie zo steeds dichter naar onze tijd brengen, tot er een andere Y-DNA-verwante familie tevoorschijn komt, misschien zelfs net als mijn familie Van Drie van de Veluwe. Dat hoeft geen utopie te zijn. Er moeten alleen veel meer mannen Y-DNA onderzoek laten doen, waarmee de databases groeien en de trefkans groter wordt.

Afwachten dus en regelmatig op mijn persoonlijke pagina bij FTDNA kijken of er nieuwe matches zijn.


zaterdag 30 april 2016

Uitgestorven in 1946: stam Jan van Drie (1794-1834)


Er zijn zes verschillende stammen Van Drie die tegenwoordige nog levende nakomelingen hebben. Maar niet alle personen die in het verleden de naam Van Drie gebruikten vind je in deze zes stambomen terug.
In de eerste plaats zijn er dragers van de naam Van Drie die de naam gebruikten maar hem niet doorgaven aan een volgende generatie. Ze hadden geen kinderen en als ze die hadden gebruikten die niet de toenaam Van Drie. Het zijn als het ware 'naamsolisten' of 'losse naamdragers' geweest.
En er zijn stammen Van Drie waarin de naam gedurende meerdere generaties gevoerd is, maar die inmiddels uitgestorven zijn, korter of langer geleden.

Stam sterft uit met Fenna Bartha van Drie  

Eén daarvan is de stam van Jan van Drie (1794-1834). Op 18 september 1946 overleed in Putten zijn kleindochter Fenna Bartha van Drie (1870-1946). Daarmee stierf na drie generaties deze stam Van Drie al weer uit. Het overzicht van deze stam staat hiernaast onder 'Uitgestorven families Van Drie'


Overlijdensakte van Fenna Bartha van Drie, overleden Putten 18 september 1946  

Hoe kwam Jan aan zijn toenaam?

Dat Jan zijn toenaam ontleent aan het buurtschap Drie staat wel vast. Maar hoe kunnen we verklaren dat hij deze naam ging gebruiken? Jan komt voor het eerst met de familienaam Van Drie voor in de lijst van inwoners van Putten uit 1813. [1] Hij is dan boerenknecht, negentien jaar oud en geboren te Garderen.

Doopinschrijving van Jan, zoon van Cornelis Jansz en Hendrikje Hendrikje, gedoopt Garderen 19 januari 1794, geboren te Milligen 12 januari 1794.  

De Garderense doopinschrijving laat zien dat Jan geboren werd te Milligen, een buurtschap ten zuiden van Garderen. Zijn ouders Cornelis Jansen en Hendrikje Hendriks kwamen beiden van elders, zoals blijkt uit hun huwelijksinschrijving in Garderen een jaar eerder. Cornelis is afkomstig uit Apeldoorn, Hendrikje uit Lunteren. Dat Jan de naam Van Drie is gaan gebruiken is dus niet te verklaren met de herkomst van zijn ouders.
Vader Cornelis Jansen overlijdt in 1798 in 't Paleis, een buurtschap even ten noorden van Garderen. Zijn moeder Hendrikje Hendriks hertrouwt in 1800 met Berend Cornelissen. Door dit huwelijk ontstaat de link met het buurtschap Drie. Stiefvader Berend Cornelissen woont in Drie. Hij neemt in 1812 de familienaam Van den Brink aan. Berends broer Wouter Cornelissen woont dan al in Hoogland, waar hij de toenaam Van Drie krijgt. Zijn stam Van Drie bloeit nog volop.

Berends stiefzoon Jan heeft hooguit een jaar of tien in Drie gewoond. In 1813 woont hij zoals we zagen in Putten. Zijn moeder Hendrikje Hendriks en stiefbroer Cornelis Berendsen van den Brink verkopen in 1819 het huisje waar zij in Drie woonden (zie het blog Huisje van Cornelis Jansen in Drie gevonden?).

Die korte periode in Drie levert Jan de familienaam Van Drie op. Twee generaties later sterft deze stam al weer uit, met het overlijden in 1946 van Fenna Bartha van Drie.


(Versie 30 april 2016)



    














Noten
1. T. Elbertsen-Hoekstra, Lijst van alle de ingezetenen des Ambts van Putten, geboren van de 1e january 1764 tot de 31 december 1796 ingeslooten opgemaakt den 31 december 1813 (Publikaties Veluwse Geslachten nr. 82; Barneveld 1982) 12.

donderdag 31 maart 2016

Huisje van Cornelis Jansen in Drie gevonden?


De maalschap van het Speulderbos kocht in de loop van de negentiende eeuw de erven en grond in het buurtschap Drie op. De aankoopdocumenten in het archief van het Speulderbos leggen bewoningsgeschiedenis van deze erven bloot. Daaruit komt een stukje geschiedenis van de familie van Wouter Cornelissen van Drie tevoorschijn. Woonde zijn vader Cornelis Jansen op een van deze erven? Liggen hier letterlijk de wortels van deze stam Van Drie?  


Detail van het originele minuutplan van het kadaster (ca 1832), met de kolk (100) en drie erven daar omheen gegroepeerd: Klaas den Herder (99, gebouwtjes in rood), Jan Joachim van den Bosch (125) en Aalt Pater (101). De pijl geeft positie en kijkrichting van de foto hieronder. De korte lijntjes geven aan dat het vanaf de doorlopende lijn oploopt in hoogte. 

Drie erven rond de 'waskolk'

Drie van de vijf bewoonde erven, die het buurtschap Drie in 1832 telde, lagen aan wat tegenwoordig de 'Waskolk' heet. Het is een grote kuil gevuld met water, waar in het verleden de schapen uit dronken en in gewassen werden. Het water blijft er staan dankzij ondoorlatende leemlagen in de ondergrond. Geologen zien geen natuurlijke verklaring voor deze laagte in het terrein. Hij is door mensenhanden ontstaan. De leem ter plaatse is weggegraven, voor het besmeren van wanden van gebouwen, het maken van dorsvloeren en mogelijk ook als vorm van bemesting. [1]
Opvallend is dat de kolk in 1832 geen gemeenschappelijk bezit was, maar eigendom van landbouwer Aalt Pater (Houtdorp 1776 - Drie 1841), die op het erf aan de oostkant ervan woonde. Pater was de 'grootgrondbezitter' van het buurtschap. Van de ruim 38 hectare bouwland bezat hij er ruim 24, ofwel 63%.
Aan de noordkant van de kolk lag het erf van Jan Joachim (Jochems) van den Bosch (Drie 1786 - Drie 1839). Hij komt in de bronnen voor als boswachter en als landbouwer. Het is mij op dit moment nog niet helemaal duidelijk of hij zelf op dit erf woonde, of zijn halfbroer Hendrik Hendriksen van den Bosch (Leuvenum 1776 - Drie 1844). In het laatste geval zou Jan Jochems van den Bosch in het Boshuis gewoond hebben.


De kolk vanuit de noordkant gefotografeerd. Midden achter de kolk, op het lage grasperceel aan de weg stond het huisje van Klaas den Herder, dat daarvoor toebehoorde aan Berend Cornelissen van den Brink (eigen foto 26 maart 2016)

Met het minuutplan in de hand kan je je ter plaatse in Drie een goede voorstelling maken van hoe de situatie rond 1830 geweest moet zijn. Ik was er Paaszaterdag met mijn dochter. Wat opvalt is hoe het vanaf de omliggende weilanden en akkers afloopt in de richting de poel.
De gebouwen stonden in 1830 vrij dicht bij de kolk. De drie woningen van tegenwoordig liggen er wat verder vanaf, op hoger gelegen grond. Aan de zuidkant van de kolk lag het erf van Klaas den Herder (Garderen 1779 - Drie 1831). Vanaf het perceel waar zijn woning stond loopt het talud vrij snel een paar meter op naar het daarachter gelegen grasland (toen bouwland).


Bezit van  (de erven) van Klaas den Herder volgens het kadaster (ca 1832) (rood = erf, lichtgroen = weiland, olijfgroen = tuin, geel = bouwland)

Het erf van Klaas den Herder

Klaas Hendriksen den Herder was de 'kleinste grondbezitter' van Drie. Achter zijn huis had hij een perceel bouwland ter grootte van twee voetbalvelden, bijna één hectare, en ten noordwesten daarvan een kleiner perceel akkerland (9,5 are). Samen waren deze twee percelen goed voor 3% van het bouwland in Drie. Daarnaast had hij bij zijn huis een lapje grond in gebruik als (moes)tuin en een smal strookje grasland.
Klaas den Herder wordt bij zijn overlijden daghuurder genoemd. Hij verhuurde zich per dag, werd per dag betaald. Eerder (1819) komt hij als 'schaapherder' voor. Dat verklaart de keuze van de familienaam waarmee hij zich in 1812 in het register van naamsaanneming van Ermelo liet inschrijven.
Uit de memorie van aangifte die na zijn overlijden in 1831 werd opgemaakt, in verband met de successiebelasting, krijgen we enig zicht op het bedrijf van Klaas den Herder [2]. Hij en zijn echtgenote Willemina Derks Veenhuizen (ovl. Apeldoorn 1847) bezaten toen aan roerende goederen onder meer veertien schapen, drie koeien, landbouwgereedschap en meerdere 'immen' (bijenkorven). Bijen werden niet alleen gehouden voor de honing, maar ook voor de bevruchting van gewassen (bijvoorbeeld boekweit).
Na het overlijden van haar man verhuisde Willemina Derks Veenhuizen naar haar geboorteplaats Apeldoorn. In 1835 verkocht zij haar bezit in Drie voor 600 gulden aan het Speulderbos. [3]

Ligging perceel 128 volgens het minuutplan 1832, met de eigendommen van het Speulderbos ingekleurd. Het rechthoekige perceel wordt omgeven door een ring van hakhout (bruin), opgaande bomen (groen) en heide (roze)

Perceel 128, een eikelkampje?

Het kleine perceel van Klaas den Herder, dat in de kadasteradministratie nummer 128 kreeg, was zo'n vijfentwintig bij dertig meter groot. Het lag in 1832 opvallend geïsoleerd van de andere akkers van Drie. Het werd volledig omgeven door grond van het Speulderbos. Er lag een smalle ring omheen, een houtwal. Ten noorden grensde het aan de heide, ten zuiden aan opgaand bos en ten oosten aan de dubbele houtwal die Drie aan de noordzijde afsloot.

Perceel 128, vanuit de zuidoosthoek. De houtwal is met mos begroeid. Op de achtergrond het jongere naaldbos dat in plaats van de heide verrees (eigen foto, 26 maart 2016; de rechte lijn van de wal is enigszins vervormd door het panorameffect van de opname).

Het perceel is na bijna tweehonderd jaar nog steeds goed zichtbaar en daardoor vrij gemakkelijk terug te vinden. De oorspronkelijke houtwal is te herkennen als een met mos begroeide rug. De aansluitende greppel is op sommige plaatsen inmiddels gevuld. Op de wal staan beuken en op het perceel zelf zijn eiken geplant. De heide aan de noordzijde is inmiddels (naald)bos geworden.

De bijzondere vorm en ligging is ook anderen opgevallen. Het perceel wordt wel gehouden voor een 'eikelkampje'. Jan Neefjes, die onderzoek deed naar de landschapsgeschiedenis van de stuwwal van Drie en een mooie gids schreef voor een cultuurhistorische wandeling rond de buurtschap, ziet een eikelkamp als de plaats waar de maalschap van het Speulderbos 'het zaad verzamelde van goede eikenbomen' [4]
Dat er in bossen inderdaad eikelkampjes aangelegd werden blijkt bijvoorbeeld uit een recente studie van Martijn Horst naar de geschiedenis van het Gortelsche Bos (Noordoost-Veluwe). Daar is in 1833 sprake van een dennenkamp en een eikelkamp, percelen grond die gebruikt werden voor het kweken van deze bomen uit zaad. Die werden dan later uitgepoot in het bos. En in de maalschap van het Edesche Bos besluit men in 1700 om een nieuwe eikelkamp aan te leggen. [5]
Onderzoek in het archief van het Speulderbos heeft geen aanwijzingen voor het bestaan van een eikelkamp opgeleverd. Misschien dat het archief dergelijke informatie in de toekomst nog prijs geeft.
Een perceel voor het verzamelen van eikels of het kweken van eiken zou je misschien eerder midden in, en niet aan de rand van het bos verwachten en in verband met het transport bovendien in de buurt van een weg.

Hoe het ook zij, in 1832 was het perceel in particulier bezit en in gebruik als bouwland.


Greppel aan de zuidwestkant van perceel 128 (eigen foto, 26 maart 2016)

Verkoop door de erven Berend Cornelissen van den Brink

Het archief van het Speulderbos vertelt ons ook wanneer Klaas den Herder zijn eigendommen in Drie kocht, en van wie. Het bevat een kopie van de notariële koopakte van 27 maart 1819. [3]
Verkopers waren Cornelis Berendsen van den Brink en zijn stiefmoeder Hendrikje Hendriks, weduwe van Berend Cornelissen van den Brink. Zij woonden toen in Speuld. De akte beschrijft de twee ons bekende percelen: een huisje met 'een stukje bouwland van drie schepels gezaai' en 'een stukje bouwland van een half schepel gezaai' (wat nu geïnterpreteerd wordt als 'eikelkampje'). De koper woont in Drie, wellicht huurde hij het gekochte onroerend goed al. De verkoopprijs is honderd gulden. De erven Den Herder zouden dit onroerend goed in 1835 voor het zesvoudige verkopen: 600 gulden. Dit doet vermoeden dat er nieuw gebouwd is door Klaas den Herder.
Berend Cornelissen (Drie 1749 - Ermelo 1817) was de oudere broer van Wouter Cornelissen van Drie. In tegenstelling tot zijn jongere broer, die verhuisde naar Amersfoort/Hoogland, bleef Berend het Speulderbos trouw. Uit de rekeningen van de maalschap blijkt dat hij als daghuurder in het bos zijn brood verdiende. In de rekening 1776/1777 en de rekening 1777/1778 staat hij geboekt voor respectievelijk 123 1/2  en 97 dagen werk, voor 10 stuivers (een halve gulden) per dag.[6]


Cornelis Corneliszn., alias Cornelis Berendsen van den Brink, alias Cornelis van Drie ondertekent zijn huwelijksakte (1839) 

Van den Brink, alias Corneliszn, alias Van Drie

De zoon van Berend Cornelissen van den Brink, Cornelis Berendsen van den Brink (1784-1852), ging na 1819 wel zijn oom Wouter Cornelissen van Drie achterna. Bij zijn huwelijk in 1839 met Hendje Gerritse (de Guliker), is hij daghuurder, 54 jaar oud, en woonachtig in Hoogland. De huwelijksakte noemt hem Kornelis Kornelissen, maar hij ondertekent met 'C: Corneliszn'. De familienaam Van den Brink, die zijn vader in 1812 aannam, heeft hij inmiddels laten varen. Hij gebruikt het patroniem van zijn vader als toenaam. Dertien jaar later, in 1852, overlijdt hij in Hoogland als Cornelis van Drie !  

Bezat Cornelis Jansen het erfje van Klaas den Herder in Drie?

Na dit uitstapje naar Hoogland gaan we weer terug naar Drie, naar het erf van Klaas den Herder. In 1832 waren er vijf huizen in het buurtschap Drie, met de bijbehorende erven en land. Het kleinste erf, met de minste grond erbij, was eigendom van Klaas den Herder die het in 1819, met het bijbehorende 'huisje' kocht van de erven Berend Cornelissen van den Brink.
In 1749 stonden in het buurtschap Drie vijf huizen, of beter gezegd vier huizen en een huisje. Dat laatste was eigendom van Cornelis Jansen (zie 'Huizenlijst 1749' in de rechtermarge van dit blog). Het is goed mogelijk dat Berend het huisje van zijn vader in bezit kreeg, en dat zijn erven het later doorverkochten aan Den Herder.

Maar harde bewijzen zijn er nog niet ....



Noten
[1] J. Neefjes, Drie; dansende beuken op de Veluwse stuwwal, wandelroute (Amersfoort 2008) 56-57.
[2] Memorie van aangifte Klaas den Herder: Gelders Archief., toegang 0030, Memories van Successie, Kantoor Harderwijk, inv.nr. 24, folio: 136-140.
[3] Gelders Archief, Archief van het Speulderbos, inv.nr. (oud) 38, doos 136.
[4] Neefjes, Drie; dansende beuken, 44. De wandelgids is niet meer verkrijgbaar. Bij het schrijven van de gids maakte Jan Neefjes gebruik van het onderzoek dat hij in opdracht van de Provincie Gelderland deed naar de landschapsgeschiedenis van de stuwwal waar Drie op ligt. Het rapport van dit onderzoek is te downloaden via de website van zijn bedrijf Overland: Oerbos, leefbos, heide en cultuurland; Landschapsgeschiedenis van de stuwwal Ermelo-Garderen. Historisch-geografische kartering van het landschap (Wageningen 2006).   
[5] Martijn Horst, Van hout delen naar aandelen. Landschap, organisatie en beheer van de maalschap van het Gortelsche Bos op de Noordoost-Veluwe 1618-1907 (Arnhem/Hattem 2011). Deze masterscriptie is op internet te raadplegen. Over de eikelkamp in het Gortelsche Bos: blz. 44, voor de eikelkamp in het Edesche Bos (ontleend aan een studie van boshistoricus J.H. de Rijk): blz. 16.
[6] Gelders Archief, Archief van het Speulderbos, inv.nr. (oud) 17, doos 126.

Versie 31 maart 2016


donderdag 17 maart 2016

Het Boshuis te Drie, bouw en eerste bewoners


Wie tegenwoordig 'Drie' zegt, zegt al snel 'Boshuis'. Wandelaars en fietsers die het Speulderbos doorkruisen vinden er een goede pleisterplaats om wat te eten of te drinken. Op de gevel staat het jaartal 1765. Het jaar van de bouw? Als we het minuutplan van het kadaster uit 1832 combineren met onderzoeksgegevens uit het archief van het Speulderbos en de bevolkingsadministratie van Ermelo krijgen we zicht op een klein stukje geschiedenis van dit monument en zijn bewoners.


Speulderbos

Het Speulderbos was vanaf de Middeleeuwen tot 1884 een 'maalschap', grond die in gemeenschappelijk eigendom werd bezeten door de 'maalmannen', zoals men de gerechtigden noemde. In 1884 werd de maalschap omgezet in een naamloze vennootschap, die zijn bezittingen in 1919 aan het Rijk verkocht. Het buurtschap Drie was volledig omgeven door de gronden van de maalschap van het Speulderbos, was er als als het ware door ingekapseld.
Het Gelders Archief in Arnhem bewaart het archief van het Speulderbos. Volgens de toelichting op de inventaris (2013) zouden de malen, de gezamenlijke eigenaren, in de achttiende eeuw de buurtschap Drie aangekocht hebben. Deze informatie werd overgenomen uit de voorafgaande inventaris van het archief van de maalschap.
Dit is niet juist. Die conclusie kunnen we trekken door eigendomsinformatie uit het archief van het Speulderbos te combineren met de kadasterinformatie uit het minuutplan en de oorspronkelijke aanwijzende tafel uit 1832.

De bezittingen van de maalschap van het Speulderbos in en om Drie in 1832 (Minuutplan kadastrale gemeente Ermelo, blad Speulde 02, detail ingekleurd door de auteur: donkergroen = opgaande bomen, bruin = hakhout, roze = heide, geel = akkerland, lichtgroen = weiland, rood = huis)


Situatie 1832

Drie telde in 1832 vijf huizen (zie 'in 1832' in dit blog), met het bijbehorende land. Van de vijf eigenaren was het Speulderbos er één. De rest was nog particulier eigendom, dat in de loop van de negentiende eeuw in ieder geval deels ook in bezit van het Speulderbos zou komen.
Wie de situatie in Drie kent, ziet dat het hier gaat om het Boshuis, met daarnaast een schuur, met een perceel akkerland aan de noordkant en twee percelen akkerland aan de zuidkant van het erf.

Detail van het minuutplan 1832, met tegenover het Boshuis (perceel 77)  een rondje dat vermoedelijk de lokatie van een put betekent 

Het Boshuis staat op perceel 77. Opvallend is dat hier een vierkante vorm getekend is. Het tegenwoordige Boshuis heeft een rechthoekige vorm, met een aanbouw aan de rechterzijde, doorlopend naar achteren. Het Monumentenregister, dat het Boshuis in 1970 als monument inschreef, vermoedt dat deze aanbouw dateert uit de eerste helft van de negentiende eeuw. Dat is dan in ieder geval na de opname voor het kadaster geweest (1811-1832).


De waterput

Kijken we meer in detail naar de situatie rondom de kruising, dan zien we op de hoek tegenover het Boshuis een rondje ingetekend, een waterput. Die bevindt zich op de openbare weg, maakt geen deel uit van het aangrenzende perceel met opgaande bomen.
Reeds in de zeventiende eeuw was er in Drie een waterput. Houtrichter W.G. Wolffsen vermeldt hem in zijn 'Beschrijvinge van 't Speulder Bosch' (1646) als 'een seer uitnemend diepe steenen put, tot verwonderens toe'. [1]
Uit de achttiende-eeuwse rekeningen van het Speulderbos kunnen we opmaken dat de putvan de gezamenlijke geërfden was. In de rekening van 1782-1783 staat onder het kopje 'reparatie op Drie' aangetekend dat 'voor 't maaken van de put' volgens de afrekening van de geërfden van Drie het aandeel van 'de Bosch' (het Speulderbos) 34 gulden 4 stuivers en 1 1/2 penning was. [2]
Die put, was tot in de jaren dertig van de twintigste eeuw in gebruik. Hij is tegenwoordig niet meer zichtbaar, maar hij is er nog wel, ondergronds afgedekt met een betonnen plaat [3].  


Aankoop van de grond voor het Boshuis

In het archief van het Speulderbos zijn de eigendomsbewijzen bewaard van de aankopen van de maalschap van het Speulderbos. Op 4 maart 1765 koopt het Speulderbos van het echtpaar Hannis Roelofsen en Marretje Nukken voor 268 gulden de volgende percelen in Drie aan:
1. " 't Putstuikje", 1 1/2 morgen zaailand;
2. "de Voorste Camp", 2 morgen driest of zaailand;
3. "den Dolacker", 2 morgen dries of zaaijland, plus "den affbreuck van 't olde huys" met de daarbij behorende grond, met de bomen die er op en omheen stonden. [4]  

Het echtpaar had de percelen een maand eerder tijdens een openbare verkoop gekocht van Aart Tijmensen en Marritje Jansen. We herkennen hierin de drie percelen in Drie die in 1832 in bezit waren van het Speulderbos. Het noordelijke perceel heette dan " 't Putstuikje" (=stukje), omdat het aan de waterput grensde. Het zuidelijkste perceel was "de Voorste Camp" en het middelste perceel "den Dolacker". Daar stond een inmiddels afgebroken huis.  

Het Boshuis gezien vanaf de overkant, een perceel met opgaande bomen, net als in 1832 (ansichtkaart, circa 1948, eigen collectie)


De bouw van het ´huis te Drie´ 

Nog in hetzelfde jaar, het jaar dat ook op de gevel prijkt, werd een begin gemaakt met de bouw van het Boshuis. De rekening 1765-1766 heeft een rubriek 'verschot van 't nieuw gemaakte huys', waarin de uitgaven zijn opgesomd [4], de leverantie van hout, steen en glas voor de ramen, arbeidsloon van de timmerman (aannemer), schilder en dakdekker. Van een pannendak was nog geen sprake. Het dak werd gedekt met heidebossen, getuige de aankoop van '22 vimme heit om 't huys te dekken' (een vim is ongeveer 100 bossen) en 5.000 dektwijgen. De totale bouwkosten bedroegen, exclusief de aankoop van de grond, het aanzienlijke bedrag van 1.449 gulden, 8 stuivers en 8 penningen. Met de bouw zal begin augustus 1765 begonnen zijn. Op de tweede dag van die maand bezoeken de holtichters en gecommitteerden 'de Bosch', om het hout voor het nieuwe huis te inspecteren.

Eerste posten van 'Het verschot [de kosten] van 't nieuw gemaakte huys', de inspectie van holtrichters en gecommitteerden, leverantie van spijkers uit Amsterdam, heidebossen en twijgen  voor het dekken van het dak. 

In de rekening van het jaar daarop lezen we dat op 8 augustus 1766 118 gulden betaald is aan timmerman Peter Cornelissen uit Elspeet, voor geleverd hout "aan 't nieuwe huis te Drij". [4] Hout voor de bouw van een schuur?


Zes nieuwe stoelen voor het bosbestuur?

Regelmatig melden de rekeningen daarna reparaties en de aanschaf van materialen. In het jaar 1778/1779 komt er bijvoorbeeld een nieuwe oven. En in 1785-1786 koopt het Speulderbos zes nieuwe stoelen, voor "in de kamer tot Dry" [4]. Het bosbestuur bestond uit twee holtrichters en vier gedeputeerde maalmannen. De kamer zal de ruimte zijn geweest in het nieuw gebouwde huis, waar het bosbestuur vergaderde. Die werd nu voorzien van nieuwe stoelen. Drie jaar later krijgt het huis aan de binnen- en buitenkant een schilderbeurt, een klus die voor 44 gulden is aangenomen door Peter Otten.


Doopinschrijving van Jan, zoon van Jochem Janssen en Wilemtjen Jans, geboren Drie 15 juni, gedoopt Garderen 18 juni 1786.

De bewoners: Jochem Jansen en zijn gezin

Het Boshuis werd bewoond door een van de bosbewaarders. Het Speulderbos had in de achttiende eeuw drie bosbewaarders in dienst. We zouden ze nu "boswachters" noemen.

Vanaf 1785 woont bosbewaarder Jochem Jansen (1738-1808/1809) met zijn gezin in het Boshuis. In 1784 woont hij nog in Houtdorp, ten zuidoosten van Drie. Dat is aangetekend bij de doop van zijn dochter Jannetje (Garderen 1 augustus 1784). Jochem trouwde in 1781 in Garderen met Willempje Jansze. Zij was weduwe van Hendrik Hendriksen, hij weduwnaar van Steventje Frederiks.[6]

In de rekening van 1785-1786 wordt door het Speulderbos 12 gulden op zijn salaris van bosbewaarder ingehouden voor een jaar huishuur van het huis van 'de Bos' te Drie. Dit bedrag keert jaar na jaar terug in de rekening. Vanaf 1808-1809 is het de weduwe van Jochem Jansen die betaalt. Het huis blijft lange tijd in gebruik bij deze familie. In 1841 betaalt de schoondochter van Jochem Jansen, de weduwe van zijn zoon Jan Jochems, voor 'de pacht van het Boshuis en erf op Drie'. Het bedrag is dan nog steeds 12 gulden!

In de eerste decennia van de burgerlijke stand gaat men niet altijd even consequent met familienamen om. Hendrik Hendriksen nam in 1812 de familienaam 'van den Bos' aan. Bij de aangifte van de geboorte van zijn zoon Jan in 1814 noemt de burgemeester van Ermelo hem 'Hendrik Hendriksen Bosch' (Hendrik ondertekent de akte niet want hij kon niet schrijven).  

Van den Bos(ch) in het Boshuis 

Jan Jochems (1786-1839) en zijn halfbroer Hendrik Hendriksen (1776-1844) namen op 14 augustus 1812 in Ermelo beiden de geslachtsnaam Van den Bos aan.[5] Waarom ze deze naam kozen valt niet moeilijk te raden. Ze woonden in het Speulderbos, dat ook kortweg 'de Bos' werd genoemd en zij en hun familie waren er nauw mee verbonden. Jan Jochems van den Bos was er net als zijn vader bosbewaarder.
En de verbinding tussen de Van den Bosschen en het Boshuis loopt nog even door. In het bevolkingsregister van 1850 is Jan Hendriksen van den Bosch (1814-1869), de zoon van Hendrik Hendriksen, op dit adres ingeschreven met zijn gezin. Ook hij is boswachter.


De naam Boshuis

Ik sprak hiervoor steeds van "Het Boshuis", alsof het vanaf het begin zo geheten zou hebben, maar dat is niet zo. Dat blijkt tenminste niet uit het archief van het Speulderbos. Men spreekt hierin steeds van 'het huis op Drie'. Dit huis van 'de Bos' in Drie vond ik tot nu toe voor het eerst in de rekening van 1841 vermeld als 'het Boshuis'. Op dat moment was het niet meer het enige bezit van het Speulderbos in het buurtschap Drie. Enkele jaren daarvoor waren twee andere erven aangekocht, waarover later meer.




Noten
[1] Gelders Archief, 0366 Marken en Maalschappen, Speulderbos, inv.nr. 7 (oud), malenboek, nr. 31. 
[2] Ibidem, inv.nr. 775, rekeningen 1712-1842.
[2] J. Neefjes, Drie; dansende beuken op de Veluwse stuwwal, wandelroute (Amersfoort 2008) 39-40.
[3] Gelders Archief, 0366 Marken en Maalschappen, Speulderbos, inv.nr. 742,
[4] Ibidem, inv.nr. 755.
[5]Deze Steventje was de stiefdochter van Grietje Beerents, de stammoeder van stam 4, Wouter Cornelissen van Drie. Ze werd gedoopt te Garderen 14 oktober 1725 als dochter van Frederik Aartsen Vink en Gerritje Hendriks. Steventje Frederiks en Jochem Jansen trouwden in Garderen op 7 oktober 1759.
[6] P. van Markus, Ermelo; Aangenomen geslachtsnamen 1812 (Publicatie nr. 70 Vereniging Veluwse Geslachten, z.pl. 1986).


Versie 12 april 2016